E.1 Medical condition or disease under investigation |
E.1.1 | Medical condition(s) being investigated |
Crohns disease |
Ziekte van Crohn |
|
E.1.1.1 | Medical condition in easily understood language |
Moderate to severe chronic inflammatory bowel disease |
Matige tot ernstige chronisch darm ontstekingen |
|
E.1.1.2 | Therapeutic area | Body processes [G] - Biological Phenomena [G16] |
MedDRA Classification |
E.1.3 | Condition being studied is a rare disease | No |
E.2 Objective of the trial |
E.2.1 | Main objective of the trial |
The aim of this study is to investigate the efficacy of subcutaneous IFX in the treatment of moderate to severe Crohn’s disease with and without concomitant immunosuppression, as measured by the proportion of patients in corticosteroid-free clinical remisison (as defined by a CDAI<150) and endoscopic response (as defined by a SES-CD drop of at least 50%) at week 26. We hypothesize that subcutaneous IFX monotherapy is non-inferior to subcutaneous IFX with concomitant immunosuppression in inducing this combined primary endpoint of CSF clinical remission and endoscopic response by week 26. |
Het doel van deze studie is om de werkzaamheid van subcutane IFX te onderzoeken bij de behandeling van matige tot ernstige ziekte van Crohn met en zonder gelijktijdige immunosuppressie, gemeten aan de hand van het aantal patiënten met corticosteroïdvrije klinische remisison (zoals gedefinieerd door een CDAI <150). en endoscopische respons (zoals gedefinieerd door een SES-CD-daling van ten minste 50%) in week 26. We veronderstellen dat subcutane IFX-monotherapie niet inferieur is aan subcutane IFX met gelijktijdige immunosuppressie bij het induceren van dit gecombineerde primaire eindpunt van klinische remissie van liquor en endoscopisch reactie in week 26. |
|
E.2.2 | Secondary objectives of the trial |
The proportion of patients in endoscopic remission at week 26 (defined as the absence of ulcerations larger then 5mm)
Proportion of patients with endoscopic remission at week 26 (as measured by SES-CD≤2)
Proportion of patients with endoscopic response at week 26 (as measured by at least 50% reduction in the SES-CD as compared to baseline)
Proportion of patients in corticosteroid-free clinical remission at week 26 (defined as a CDAI<150)
The proportion of patients in CSF deep remission at week 26, as defined by corticosteroid-free clinical (CDAI<150) AND endoscopic remission (defined as the absence of ulcerations larger then 5mm)
Proportion of patients in clinical remission at week 2, 4, 8, 14 and 26 (defined as a CDAI<150)
Proportion of patients achieving clinical response at week 2, 4, 8, 14 and 26 (defined as a CDAI-70) |
Het percentage patiënten in endoscopische remissie in week 26 (gedefinieerd als de afwezigheid van ulceraties groter dan 5 mm)
Percentage patiënten met endoscopische remissie in week 26 (gemeten aan de hand van SES-CD≤2)
Percentage patiënten met endoscopische respons in week 26 (gemeten aan de hand van ten minste 50% afname van de SES-CD in vergelijking met de uitgangswaarde)
Percentage patiënten met corticosteroïdvrije klinische remissie in week 26 (gedefinieerd als een CDAI<150)
Het percentage patiënten in diepe CSF-remissie in week 26, zoals gedefinieerd door corticosteroïdvrije klinische (CDAI <150) EN endoscopische remissie (gedefinieerd als de afwezigheid van ulceraties groter dan 5 mm)
Percentage patiënten in klinische remissie in week 2, 4, 8, 14 en 26 (gedefinieerd als een CDAI<150)
Percentage patiënten dat klinische respons bereikte in week 2, 4, 8, 14 en 26 (gedefinieerd als een CDAI-70)
|
|
E.2.3 | Trial contains a sub-study | No |
E.3 | Principal inclusion criteria |
Patients 18 years or older diagnosed with Crohn’s disease
Patients with moderate to severely active Crohn’s disease with a Crohn’s Disease Activity Index (CDAI) of 220 to 450 and presence of endoscopic ulceration in the terminal ileum, colon or both. Minimal SES-CD is ≥ 6 or ≥ 4 for isolated ileal disease.
Patients who had no response or loss of response to or have had intolerable side effects to one or more to the following: glucocorticoids, thiopurines (azathioprine/6-mercaptopurin/6-thioguanin), methotrexate , adalimumab, vedolizumab or ustekinumab OR patients in need of immediate top-down treatment with IFX at the discretion of the treating physician.
In the opinion of the investigator, the subject is capable of understanding and complying with protocol requirements.
The subject signs and dates a written, informed consent form and any required privacy authorization prior to the initiation of any study procedure.
Male or non-pregnant, non-lactating females. No wish to become pregnant in the coming 26 weeks.
|
Patiënten van 18 jaar of ouder bij wie de ziekte van Crohn is vastgesteld
Patiënten met matige tot ernstige actieve ziekte van Crohn met een Crohn's Disease Activity Index (CDAI) van 220 tot 450 en aanwezigheid van endoscopische ulceratie in het terminale ileum, colon of beide. Minimale SES-CD is ≥ 6 of ≥ 4 voor geïsoleerde ileale ziekte.
Patiënten die geen respons of verlies van respons hadden op of ondraaglijke bijwerkingen hebben gehad op een of meer van de volgende: glucocorticoïden, thiopurines (azathioprine / 6-mercaptopurine / 6-thioguanine), methotrexaat, adalimumab, vedolizumab of ustekinumab OF-patiënten die een onmiddellijke top-downbehandeling met IFX nodig hebben, naar het oordeel van de behandelende arts.
Naar het oordeel van de onderzoeker is de proefpersoon in staat de protocolvereisten te begrijpen en na te leven.
De proefpersoon ondertekent en dateert een schriftelijk, geïnformeerd toestemmingsformulier en de eventuele vereiste privacy autorisatie voordat een studieprocedure wordt gestart.
Mannen en vrouwen niet zwangere, of borstvoeding gevend. Geen wens om de komende 26 weken zwanger te worden. |
|
E.4 | Principal exclusion criteria |
Patients at imminent need of surgery as judged by the treating clinician
Patients with the short bowel syndrome, an ostomy or a symptomatic non-inflammatory stricture
Patients previously exposed to IFX (intravenous or subcutaneous)
Previously unacceptable side effects or intolerance to all immunosuppressants (both thiopurines and methotrexate)
Treatment with adalimumab within 15 days and vedolizumab and ustekinumab within 30 days
Patients who have had a primary non-response to adalimumab or had intolerable class-related side effects (as evaluated at the discretion of the treating physician)
Enteric pathogens (such as Salmonella, Shigella, Yersinia, Campylobacter and C. difficile) detected by stool analysis within 2 weeks prior to enrollment or at screening
Ongoing participation in another interventional trial
Patients with Ulcerative Colitis or IBD-U
Patients with ongoing abdominal or undrained perianal abscess
Patients with a history of colon cancer or colonic dysplasia, unless sporadic adenoma, which has been removed
Active or latent tuberculosis (screening according to national guidelines)
Cardiac failure in NYHA stage III-IV
History of demyelinating disease
Recent live vaccination (≤ 4 weeks)
Patients with ongoing acute/chronic infection (including but not limited to HIV, hepatitis B and C) with the exception of chronic herpes labialis or cervical HPV
History of cancer in the last 5 years with the exception of non-melanoma skin cancer
Male patients with EBV negative serology
A history of alcohol or illicit drug use that in the opinion of the principal investigator (PI) would interfere with study procedures
Patients with psychiatric problems that in the opinion of the PI would interfere with study procedures
Patients unable to attend all study visits
Patients with a history of non-compliance with clinical study protocols
Contraindication for endoscopy
Patients who received any investigational drug in the past 30 days or 5 half-lives, whichever is longer
Pregnancy or lactation or wish to become pregnant in the coming 26 weeks
|
Patiënten bij wie een operatie dreigend nodig is, zoals beoordeeld door de behandelende arts
Patiënten met het short bowel syndrome, een stoma of een symptomatische niet-inflammatoire strictuur
Patiënten die eerder zijn blootgesteld aan IFX (intraveneus of subcutaan)
Eerder onaanvaardbare bijwerkingen of intolerantie voor alle immunosuppressiva (zowel thiopurines als methotrexaat)
Behandeling met adalimumab binnen 15 dagen en vedolizumab en ustekinumab binnen 30 dagen
Patiënten die een primaire non-respons op adalimumab hebben gehad of ondraaglijke klassegerelateerde bijwerkingen hadden (zoals beoordeeld naar goeddunken van de behandelende arts)
Darmpathogenen (zoals Salmonella, Shigella, Yersinia, Campylobacter en C. difficile) gedetecteerd door stoelganganalyse binnen 2 weken voorafgaand aan inschrijving of bij screening
Doorlopende deelname aan een ander interventioneel onderzoek
Patiënten met colitis ulcerosa of IBD-U
Patiënten met aanhoudend abdominaal of ongedraineerd perianaal abces
Patiënten met een voorgeschiedenis van colonkanker of colondysplasie, tenzij sporadisch adenoom, dat is verwijderd
Actieve of latente tuberculose (screening volgens landelijke richtlijnen)
Hartfalen in NYHA stadium III-IV
Geschiedenis van demyeliniserende ziekte
Recente levende vaccinatie (≤ 4 weken)
Patiënten met aanhoudende acute / chronische infectie (inclusief maar niet beperkt tot HIV, hepatitis B en C) met uitzondering van chronische herpes labialis of cervicale HPV
Geschiedenis van kanker in de afgelopen 5 jaar met uitzondering van niet-melanome huidkanker
Mannelijke patiënten met EBV-negatieve serologie
Een geschiedenis van alcohol- of illegaal drugsgebruik die naar de mening van de hoofdonderzoeker (PI) de studieprocedures zou verstoren
Patiënten met psychiatrische problemen die naar het oordeel van de PI de studieprocedures zouden verstoren
Patiënten die niet alle studiebezoeken kunnen bijwonen
Patiënten met een voorgeschiedenis van niet-naleving van klinische studieprotocollen
Contra-indicatie voor endoscopie
Patiënten die een geneesmiddel voor onderzoek hebben gekregen in de afgelopen 30 dagen of 5 halfwaardetijden, welke van beide het langst zijn
Zwangerschap of borstvoeding of zwanger willen worden in de komende 26 weken
|
|
E.5 End points |
E.5.1 | Primary end point(s) |
Proportion of patients in corticosteroid-free clinical remission (as defined by CDAI<150) AND endoscopic response (a drop of at least 50% in SES-CD compared to baseline) at week 26 |
Percentage patiënten met corticosteroïdvrije klinische remissie (zoals gedefinieerd door CDAI <150) EN endoscopische respons (een daling van ten minste 50% in SES-CD vergeleken met baseline) in week 26 |
|
E.5.1.1 | Timepoint(s) of evaluation of this end point |
week14, and week 26
|
week 14, en week 26
|
|
E.5.2 | Secondary end point(s) |
The proportion of patients in endoscopic remission at week 26 (defined as the absence of ulcerations larger then 5mm)
Proportion of patients with endoscopic remission at week 26 (as measured by SES-CD≤2)
Proportion of patients with endoscopic response at week 26 (as measured by at least 50% reduction in the SES-CD as compared to baseline)
Proportion of patients in corticosteroid-free clinical remission at week 26 (defined as a CDAI<150)
The proportion of patients in CSF deep remission at week 26, as defined by corticosteroid-free clinical (CDAI<150) AND endoscopic remission (defined as the absence of ulcerations larger then 5mm)
Proportion of patients in clinical remission at week 2, 4, 8, 14 and 26 (defined as a CDAI<150)
Proportion of patients achieving clinical response at week 2, 4, 8, 14 and 26 (defined as a CDAI-70)
Proportion of patients achieving clinical response at week 26 (defined as a CDAI-100)
Proportion of patients in symptomatic remission at week 2, 4, 8, 14 and 26 (defined as a PRO-2 (stool frequency and abdominal pain) <8)
Proportion of patients achieving symptomatic response at week 2, 4, 8, 14 and 26 (defined as a PRO-2 -8)
Time to symptomatic remission (defined as a PRO-2 (stool frequency and abdominal pain)<8)
Proportion of patients in biochemical remission at week 8, 14 and 26 (CRP ≤ 5.0 mg/L and fecal calprotectin < 250 mg/g)
Time to biochemical remission (CRP ≤ 5.0 mg/L and fecal calprotectin < 250 mg/g)
Proportion of patients achieving minimally clinically important difference in quality of life at week 2, 4, 8, 14 and week 26 compared to baseline as assessed by the IBDQ and EQ-5D-5L questionnaire
Proportion of patients developing anti-drug antibodies (ADA) against IFX at week 2, 4, 8, 14 and 26 as measured by a drug-tolerant assay
IFX trough levels at week 2, 4, 8, 14 and 26
HLA haplotyping and genotyping for correlation with efficacy and ADA development
DNA methylation analysis in association in objective response to IFX
Thiopurine metabolites at baseline, week 14 and week 26 (for patients randomized for the combination therapy group, only at baseline for those in the monotherapy group and with previous IS use)
Proportion of patients having IFX trough levels of > 5ug/ml at week 26
Proportion of patients achieving histological healing at week 26
Proportion of patients (of those with active perianal disease at baseline) in clinical remission and response of their perianal disease, as defined by the fistula drainage assessment (FDA) at week 26
Proportion of patients with extraintestinal manifestations at week 26 as compared to baseline
Adverse events
|
Het percentage patiënten in endoscopische remissie in week 26 (gedefinieerd als de afwezigheid van ulceraties groter dan 5 mm)
Percentage patiënten met endoscopische remissie in week 26 (gemeten aan de hand van SES-CD≤2)
Percentage patiënten met endoscopische respons in week 26 (gemeten aan de hand van ten minste 50% afname van de SES-CD in vergelijking met de uitgangswaarde)
Percentage patiënten met corticosteroïdvrije klinische remissie in week 26 (gedefinieerd als een CDAI<150)
Het percentage patiënten in diepe CSF-remissie in week 26, zoals gedefinieerd door corticosteroïdvrije klinische (CDAI <150) EN endoscopische remissie (gedefinieerd als de afwezigheid van ulceraties groter dan 5 mm)
Percentage patiënten in klinische remissie in week 2, 4, 8, 14 en 26 (gedefinieerd als een CDAI<150)
Percentage patiënten dat klinische respons bereikte in week 2, 4, 8, 14 en 26 (gedefinieerd als een CDAI-70)
Percentage patiënten dat klinische respons bereikte in week 26 (gedefinieerd als een CDAI-100)
Percentage patiënten met symptomatische remissie in week 2, 4, 8, 14 en 26 (gedefinieerd als een PRO-2 (ontlastingsfrequentie en buikpijn) <8)
Percentage patiënten dat een symptomatische respons bereikte in week 2, 4, 8, 14 en 26 (gedefinieerd als een PRO-2-8)
Tijd tot symptomatische remissie (gedefinieerd als een PRO-2 (ontlastingsfrequentie en buikpijn) <8)
Percentage patiënten met biochemische remissie in week 8, 14 en 26 (CRP ≤ 5,0 mg / l en fecaal calprotectine <250 mg / g)
Tijd tot biochemische remissie (CRP ≤ 5,0 mg / l en fecale calprotectine <250 mg / g)
Percentage patiënten dat een minimaal klinisch belangrijk verschil in kwaliteit van leven bereikte in week 2, 4, 8, 14 en week 26 vergeleken met de uitgangswaarde, zoals beoordeeld door de IBDQ- en EQ-5D-5L-vragenlijst
Percentage patiënten dat anti-drug antilichamen (ADA) tegen IFX ontwikkelt in week 2, 4, 8, 14 en 26, gemeten met een medicijn tolerantie test
IFX-concentraties in week 2, 4, 8, 14 en 26
HLA-haplotypering en genotypering voor correlatie met werkzaamheid en ADA-ontwikkeling
DNA methylatie analyse in associatie met objective response IFX
Thiopurinemetabolieten bij baseline, week 14 en week 26 (voor patiënten gerandomiseerd voor de combinatietherapiegroep, alleen bij baseline voor degenen in de monotherapiegroep en met eerder IS-gebruik)
Percentage patiënten met IFX-spiegels van > 5 ug / ml in week 26
Percentage patiënten dat histologische genezing bereikt in week 26
Percentage patiënten (van degenen met actieve perianale ziekte bij baseline) in klinische remissie en respons van hun perianale ziekte, zoals gedefinieerd door de fistula drainage assessment (FDA) in week 26
Percentage patiënten met extraintestinale manifestaties in week 26 in vergelijking met baseline
Bijwerkingen |
|
E.5.2.1 | Timepoint(s) of evaluation of this end point |
Proportion of patients in clinical remission at week 2, 4, 8, 14 and 26 (defined as a CDAI<150)
Proportion of patients achieving clinical response at week 2, 4, 8, 14 and 26 (defined as a CDAI-70)
Proportion of patients developing anti-drug antibodies (ADA) against IFX at week 2, 4, 8, 14 and 26 as measured by a drug-tolerant assay
IFX trough levels at week 2, 4, 8, 14 and 26
If the patient has primary non-response at week 14 (as defined by the discretion of the treating physician), the patient will be considered a study failure and will be withdrawn from the study after EOS endoscopy
|
Percentage patiënten in klinische remissie in week 2, 4, 8, 14 en 26 (gedefinieerd als een CDAI<150)
Percentage patiënten dat klinische respons bereikte in week 2, 4, 8, 14 en 26 (gedefinieerd als een CDAI-70)
Percentage patiënten dat anti-drug antilichamen (ADA) tegen IFX ontwikkelt in week 2, 4, 8, 14 en 26, gemeten door middel van een geneesmiddel-tolerante test
IFX-dalwaarden in week 2, 4, 8, 14 en 26
Patiënt heeft primaire non-respons in week 14 (gedefinieerde discretie behandelende arts), patiënt wordt beschouwd als onderzoeksfalen en wordt na EOS-endoscopie uit het onderzoek teruggetrokken
|
|
E.6 and E.7 Scope of the trial |
E.6 | Scope of the trial |
E.6.1 | Diagnosis | No |
E.6.2 | Prophylaxis | No |
E.6.3 | Therapy | Yes |
E.6.4 | Safety | Yes |
E.6.5 | Efficacy | Yes |
E.6.6 | Pharmacokinetic | Yes |
E.6.7 | Pharmacodynamic | No |
E.6.8 | Bioequivalence | No |
E.6.9 | Dose response | No |
E.6.10 | Pharmacogenetic | No |
E.6.11 | Pharmacogenomic | No |
E.6.12 | Pharmacoeconomic | No |
E.6.13 | Others | No |
E.7 | Trial type and phase |
E.7.1 | Human pharmacology (Phase I) | No |
E.7.1.1 | First administration to humans | No |
E.7.1.2 | Bioequivalence study | No |
E.7.1.3 | Other | No |
E.7.1.3.1 | Other trial type description | |
E.7.2 | Therapeutic exploratory (Phase II) | No |
E.7.3 | Therapeutic confirmatory (Phase III) | Yes |
E.7.4 | Therapeutic use (Phase IV) | Yes |
E.8 Design of the trial |
E.8.1 | Controlled | Yes |
E.8.1.1 | Randomised | Yes |
E.8.1.2 | Open | Yes |
E.8.1.3 | Single blind | No |
E.8.1.4 | Double blind | No |
E.8.1.5 | Parallel group | No |
E.8.1.6 | Cross over | No |
E.8.1.7 | Other | No |
E.8.2 | Comparator of controlled trial |
E.8.2.1 | Other medicinal product(s) | No |
E.8.2.2 | Placebo | No |
E.8.2.3 | Other | Yes |
E.8.2.3.1 | Comparator description |
Monotherapie met remsima, en Combinatie therapie met remsima en immunosupressiva |
Monotherapy with remsima, and Combination Therapy with remsima and immunosupressive |
|
E.8.2.4 | Number of treatment arms in the trial | 2 |
E.8.3 |
The trial involves single site in the Member State concerned
| No |
E.8.4 | The trial involves multiple sites in the Member State concerned | Yes |
E.8.4.1 | Number of sites anticipated in Member State concerned | 20 |
E.8.5 | The trial involves multiple Member States | No |
E.8.6 Trial involving sites outside the EEA |
E.8.6.1 | Trial being conducted both within and outside the EEA | No |
E.8.6.2 | Trial being conducted completely outside of the EEA | No |
E.8.7 | Trial has a data monitoring committee | No |
E.8.8 |
Definition of the end of the trial and justification where it is not the last
visit of the last subject undergoing the trial
|
|
E.8.9 Initial estimate of the duration of the trial |
E.8.9.1 | In the Member State concerned years | |
E.8.9.1 | In the Member State concerned months | |
E.8.9.1 | In the Member State concerned days | |