E.1 Medical condition or disease under investigation |
E.1.1 | Medical condition(s) being investigated |
Rabies is a viral infection that affects the central nervous system. It causes encephalitis which is almost invariably fatal. Preventive vaccination alone implies no complete protection, but simplifies the postexposure procedure considerably, as the immunological response comes much more rapid in case of a booster vaccination post-exposure. This lowers the risk of morbidity and mortality. |
La rage est une infection virale qui affecte le système nerveux central. Elle provoque une encéphalite qui est presque toujours mortelle. Une vaccination préventive n'implique pas à elle seule une protection complète, mais simplifie considérablement la procédure post-exposition, car la réponse immunologique est beaucoup plus rapide en cas de rappel. Le risque de morbidité et de mortalité s'en trouve réduit. |
Hondsdolheid is een virale infectie die het centrale zenuwstelsel aantast. Het veroorzaakt encefalitis die bijna altijd fataal is. Preventieve vaccinatie alleen biedt geen volledige bescherming, maar vereenvoudigt de postexpositieprocedure aanzienlijk, aangezien de immunologische reactie veel sneller optreedt in geval van een boostervaccinatie na de blootstelling. Dit verlaagt het risico van ziekte en sterfte. |
|
E.1.1.1 | Medical condition in easily understood language |
Vaccination to prevent rabies infection. |
Vaccination pour prévenir l'infection par la rage. |
Vaccinatie om besmetting met hondsdolheid te voorkomen. |
|
E.1.1.2 | Therapeutic area | Diseases [C] - Virus Diseases [C02] |
MedDRA Classification |
E.1.2 Medical condition or disease under investigation |
E.1.2 | Version | 20.0 |
E.1.2 | Level | PT |
E.1.2 | Classification code | 10037742 |
E.1.2 | Term | Rabies |
E.1.2 | System Organ Class | 10021881 - Infections and infestations |
|
E.1.3 | Condition being studied is a rare disease | No |
E.2 Objective of the trial |
E.2.1 | Main objective of the trial |
To determine if a 4 x 0.1 mL ID or a 1 x 1.0 mL IM priming dose is clinically not inferior to the standard of care schedule as assessed by boostability (percentage of subjects that have rabies antibodies ≥ 0.5 IU/mL) 7 days after booster doses. |
Déterminer si une dose primaire de 4 x 0,1 ml ID ou une dose primaire de 1 x 1,0 ml IM n'est pas cliniquement inférieure au schéma de soins standard, tel qu'évalué par la boostabilité (pourcentage de sujets qui ont des anticorps antirabiques ≥ 0,5 UI/mL) 7 jours après les doses de rappel. |
Nagaan of een primingdosis van 4 x 0,1 ml ID of 1 x 1,0 ml IM klinisch niet inferieur is aan het standaardschema zoals beoordeeld door boostability (percentage proefpersonen dat rabiësantilichamen ≥ 0,5 IE/mL heeft) 7 dagen na boosterdoses. |
|
E.2.2 | Secondary objectives of the trial |
1. Assess serological response (titre ≥ 3.0 IU/ml) 7 & 28 days after the booster vaccination in all arms. 2. Assess the serological response (titre ≥ 10 IU/ml) 7 & 28 days after the booster vaccination in all arms. 3. Assess seroconversion at day 28 after pre-exposure vaccination for the 3 regimens. A titre ≥ 0.5 IU/ml is considered as successful seroconversion. 4. Assess the serological response (≥ 0.5 IU/ml) at all other visits for the different arms. 5. Determine which vaccination schedule results in the steepest slope of difference in antibody response between the successive visits after the booster. 6. Estimate the difference in antibody response for each arm between day of the booster and day 7, day 28, and day 90 after the booster. 7. Assess the geometric mean titres at all visits for the 3 arms and compare the GMTs between the respective intervention groups and the standard of care group. |
1. Évaluer la réponse sérologique (titre ≥ 3,0 UI/ml) 7 & 28 jours après la vaccination de rappel dans tous les bras. 2. Évaluer la réponse sérologique (titre ≥ 10 UI/ml) 7 & 28 jours après la vaccination de rappel dans tous les bras. 3. Évaluer la séroconversion au 28e jour après la vaccination pré-exposition pour les différents schémas. Un titre ≥ 0,5 UI/ml est considéré comme une séroconversion réussie. 4. Évaluer la réponse sérologique (≥ 0,5 UI/ml) à toutes les autres visites pour les différents bras. 5. Déterminer quel schéma de vaccination entraîne la plus forte pente de différence de réponse en anticorps entre les visites successives après le rappel. 6. Estimer la différence de réponse en anticorps pour chaque bras entre le jour du rappel et les jours 7, 28 et 90 après le rappel. 7. Évaluer les titres moyens géométriques (GMT) à toutes les visites pour les différents bras et comparer les GMT entre les groupes d'intervention respectifs et le groupe de soins standard.
|
1. Beoordelen van de serologische respons (titer ≥ 3,0 IE/ml) 7 & 28 dagen na de boostervaccinatie in alle armen. 2. Beoordelen van de serologische respons (titer ≥ 10 IE/ml) 7 & 28 dagen na de boostervaccinatie in alle armen. 3. Seroconversie beoordelen op dag 28 na de pre-exposure vaccinatie voor de 3 regimes. Een titer ≥ 0,5 IE/ml wordt beschouwd als succesvolle seroconversie. 4. Evaluatie van de serologische respons (≥ 0,5 IE/ml) bij alle andere bezoeken voor de 3 groepen. 5. Bepalen welk vaccinatieschema resulteert in de steilste helling van verschil in antilichaamrespons tussen de opeenvolgende bezoeken na de booster. 6. Het verschil in antilichaamrespons schatten voor elke arm tussen de dag van de booster en dag 7, dag 28, en dag 90 na de booster. 7. Beoordelen van de geometrisch gemiddelde titers (GMTs) bij alle bezoeken voor de verschillende groepen en vergelijken van de GMTs tussen de respectievelijke interventiegroepen en de standaard zorggroep.
|
|
E.2.3 | Trial contains a sub-study | No |
E.3 | Principal inclusion criteria |
1. ≥18 to ≤60 years of age at time of inclusion 2. Willingness to provide written informed consent 3. Permanent residency in Belgium during the study period 4. Prepared to follow the study schedule 5. Willing to use contraception during 1 month after each vaccination (only for women of childbearing potential) |
1. Âge de ≥18 à ≤60 ans au moment de l'inclusion. 2. Volonté de fournir un consentement éclairé écrit. 3. Résidence permanente en Belgique pendant la période d'étude. 4. Préparé à suivre le programme de l'étude 5. Volonté d'utiliser une méthode de contraception pendant un mois après chaque vaccination (uniquement pour les femmes en âge de procréer).
|
1. ≥18 tot ≤60 jaar oud op het moment van inclusie 2. Bereidheid tot het geven van schriftelijke geïnformeerde toestemming 3. Permanente verblijfplaats in België tijdens de studieperiode 4. Bereid om het studieschema te volgen 5. Bereid zijn om anticonceptie te gebruiken gedurende 1 maand na elke vaccinatie (enkel voor vrouwen die zwanger kunnen worden)
|
|
E.4 | Principal exclusion criteria |
6. Any vaccination against rabies (memorised or stated in the vaccination certificate) 7. Known allergy to one of the components of the vaccines 8. Immunocompromised subjects or subjects who take immunosuppressant and/or –stimulant medication 9. Planned overseas deployment during the study period 10. Ongoing pregnancy or active child wish during the study period (for female subjects) 11. Planned vaccination with any inactivated vaccine within 2 weeks before or after each vaccination or with any live attenuated vaccine within 1 month before or after each vaccination |
6. Toute vaccination contre la rage (mémorisée ou mentionnée dans le certificat de vaccination) 7. Allergie connue à l'un des composants des vaccins. 8. Sujets immunodéprimés ou prenant des médicaments immunosuppresseurs et/ou stimulants. 9. Déploiement à l'étranger prévu pendant la période d'étude 10. Grossesse en cours ou désir d'enfant actif pendant la période d'étude (pour les sujets féminins). 11. Vaccination prévue avec tout vaccin inactivé dans les 2 semaines précédant ou suivant chaque vaccination ou avec tout vaccin vivant atténué dans le mois précédant ou suivant chaque vaccination.
|
1. Eventuele vaccinatie tegen rabiës (uit het hoofd of vermeld op het vaccinatiebewijs) 2. Bekende allergie voor een van de bestanddelen van de vaccins 3. Immuungecompromitteerde personen of personen die immunosuppressieve en/of -stimulerende medicatie gebruiken 4. Geplande overzeese uitzending tijdens de studieperiode 5. Zwangerschap of actieve kinderwens tijdens de onderzoeksperiode (voor vrouwelijke proefpersonen) 6. Geplande vaccinatie met een geïnactiveerd vaccin binnen 2 weken voor of na elke vaccinatie of met een levend verzwakt vaccin binnen 1 maand voor of na elke vaccinatie
|
|
E.5 End points |
E.5.1 | Primary end point(s) |
Difference in boostability on day 7 after the booster between the respective intervention groups and the standard of care group. |
Différence de boostabilité au 7ème jour après le booster entre les groupes d'intervention respectifs et le groupe de soins standard. |
Verschil in boostability op dag 7 na de booster tussen de respectieve interventiegroepen en de standaardzorggroep. |
|
E.5.1.1 | Timepoint(s) of evaluation of this end point |
Day 7 after booster vaccination |
Jour 7 après la vaccination booster. |
Dag 7 na de booster vaccinatie |
|
E.5.2 | Secondary end point(s) |
1. Percentage of subjects that have rabies antibodies ≥3.0 IU/ml on day 7 and day 28 after booster vaccination in all groups. 2. Percentage of subjects that have rabies antibodies ≥10.0 IU/ml on day 7 and day 28 after booster vaccination in all groups. 3. Percentage of subjects that have rabies antibodies ≥ 0.5 IU/ml on day 28 after pre-exposure vaccination in all groups 4. Percentage of subjects that have rabies antibodies ≥ 0.5 IU/ml at every visit for each regimen. 5. Rabies serology slopes between the successive visits after the booster in all groups. 6. Mean difference in antibody response between day of the booster and day 7, day 28, and day 90 after the booster. 7. GMTs at all visits in all arms and the ratio between the GMTs in the intervention arms respectively and the standard of care arm. |
1. Pourcentage de sujets qui ont des anticorps antirabiques ≥3,0 UI/ml au jour 7 et au jour 28 après la vaccination de rappel dans tous les groupes. 2. Pourcentage de sujets qui ont des anticorps antirabiques ≥10,0 UI/ml au jour 7 et au jour 28 après la vaccination de rappel dans tous les groupes. 3. Pourcentage de sujets qui ont des anticorps antirabiques ≥ 0,5 UI/ml le 28e jour après la vaccination pré-exposition dans tous les groupes. 4. Pourcentage de sujets qui ont des anticorps antirabiques ≥ 0,5 UI/ml à chaque visite pour chaque régime. 5. Pentes de sérologie rabique entre les visites successives après le rappel dans tous les groupes. 6. Différence moyenne de la réponse en anticorps entre le jour du rappel et le 7e jour, le 28e jour et le 90e jour après le rappel. 7. GMTs à toutes les visites dans tous les bras et le rapport entre les GMTs dans les bras d'intervention respectivement et le bras de soins standard. |
1. Percentage personen met rabiësantilichamen ≥ 3,0 IE/ml op dag 7 en dag 28 na de boostervaccinatie in alle groepen. 2. 2. Percentage personen met rabiësantilichamen ≥10,0 IE/ml op dag 7 en dag 28 na boostervaccinatie in alle groepen. 3. 3. Percentage personen met rabiësantilichamen ≥ 0,5 IE/ml op dag 28 na de vaccinatie vóór blootstelling in alle groepen. 4. 4. Percentage personen met rabiësantilichamen ≥ 0,5 IE/ml bij elk bezoek voor elk schema. 5. Hondsdolheidsserologiehellingen tussen de opeenvolgende bezoeken na de booster in alle groepen. 6. 6. Gemiddeld verschil in antilichaamrespons tussen de dag van de booster en dag 7, dag 28, en dag 90 na de booster. 7. 7. GMTs bij alle bezoeken in alle armen en de verhouding tussen de GMTs in de interventie armen respectievelijk de standaard van zorg arm. |
|
E.5.2.1 | Timepoint(s) of evaluation of this end point |
Endpoint 1 &2: day 7 and day 28 after booster vaccination Endpoint 3: day 28 after boster Endpoint 4 & 5 &7: at every visit Endpoint 6: day 7, day 28, and day 90 after the booster |
Critères d'évaluation 1 et 2 : jour 7 et jour 28 après la vaccination de rappel. Critère d'évaluation 3 : jour 28 après la vaccination de rappel Critères d'évaluation 4 & 5 &7 : à chaque visite Critère d'évaluation 6 : jour 7, jour 28, et jour 90 après le rappel |
Eindpunt 1 & 2: dag 7 en dag 28 na boostervaccinatie Eindpunt 3: dag 28 na booster Eindpunt 4 & 5 &7: bij elk bezoek Eindpunt 6: dag 7, dag 28, en dag 90 na de booster |
|
E.6 and E.7 Scope of the trial |
E.6 | Scope of the trial |
E.6.1 | Diagnosis | No |
E.6.2 | Prophylaxis | Yes |
E.6.3 | Therapy | No |
E.6.4 | Safety | Yes |
E.6.5 | Efficacy | Yes |
E.6.6 | Pharmacokinetic | No |
E.6.7 | Pharmacodynamic | No |
E.6.8 | Bioequivalence | No |
E.6.9 | Dose response | No |
E.6.10 | Pharmacogenetic | No |
E.6.11 | Pharmacogenomic | No |
E.6.12 | Pharmacoeconomic | No |
E.6.13 | Others | No |
E.7 | Trial type and phase |
E.7.1 | Human pharmacology (Phase I) | No |
E.7.1.1 | First administration to humans | No |
E.7.1.2 | Bioequivalence study | No |
E.7.1.3 | Other | No |
E.7.1.3.1 | Other trial type description | |
E.7.2 | Therapeutic exploratory (Phase II) | No |
E.7.3 | Therapeutic confirmatory (Phase III) | Yes |
E.7.4 | Therapeutic use (Phase IV) | No |
E.8 Design of the trial |
E.8.1 | Controlled | Yes |
E.8.1.1 | Randomised | Yes |
E.8.1.2 | Open | Yes |
E.8.1.3 | Single blind | No |
E.8.1.4 | Double blind | No |
E.8.1.5 | Parallel group | No |
E.8.1.6 | Cross over | No |
E.8.1.7 | Other | No |
E.8.2 | Comparator of controlled trial |
E.8.2.1 | Other medicinal product(s) | Yes |
E.8.2.2 | Placebo | No |
E.8.2.3 | Other | No |
E.8.2.4 | Number of treatment arms in the trial | 3 |
E.8.3 |
The trial involves single site in the Member State concerned
| No |
E.8.4 | The trial involves multiple sites in the Member State concerned | Yes |
E.8.4.1 | Number of sites anticipated in Member State concerned | 2 |
E.8.5 | The trial involves multiple Member States | No |
E.8.6 Trial involving sites outside the EEA |
E.8.6.1 | Trial being conducted both within and outside the EEA | No |
E.8.6.2 | Trial being conducted completely outside of the EEA | No |
E.8.7 | Trial has a data monitoring committee | No |
E.8.8 |
Definition of the end of the trial and justification where it is not the last
visit of the last subject undergoing the trial
|
End of trial is defined as the last visit of the last subject |
La fin de l'essai est définie comme la dernière visite du dernier sujet. |
Het einde van de proef wordt gedefinieerd als het laatste bezoek van de laatste proefpersoon |
|
E.8.9 Initial estimate of the duration of the trial |
E.8.9.1 | In the Member State concerned years | 1 |
E.8.9.1 | In the Member State concerned months | 3 |
E.8.9.1 | In the Member State concerned days | |